Marlene Dekkers interviewde mij over de samenwerking tussen marketing en sales bij MCB.
Klik hier om het interview bij Marketingfacts te lezen
Stop hiding your humans behind your brand
Marlene Dekkers interviewde mij over de samenwerking tussen marketing en sales bij MCB.
Klik hier om het interview bij Marketingfacts te lezen
“Je moet niet aan content promotie doen, goede content gaat vanzelf rond”. Het is mijn standaardreactie op mensen die praten over het ‘promoten’ van content. Want het zit er bij marketeers (en verkopers) nog steeds diep in: wij zijn degenen die de wereld laten bewegen. Alleen maar iets online zetten en wachten tot mensen het vinden, dat vinden we maar ‘passief’. Daar gaan we van trillen. Raar vind ik dat. En toch kon ik het niet laten, toen ik onlangs ontdekte dat de Rabobank haar jaarlijkse ‘Cijfers&Trends’ had gepubliceerd, een stapel brancherapporten die ze al jarenlang publiceren. Maar waar vreemd genoeg geen enkele ruchtbaarheid aan werd gegeven.
Dus heb ik het zelf maar voor ze gedaan: ik heb zo’n 20 brancherapporten doorgestuurd naar enkele duizenden bedrijven in de bouw en industrie, en ook nog op maat: bouwrapporten naar aannemers, meubelrapporten naar meubelmakers noem maar op. Ik heb dat dus tegen mijn principes gedaan, en ook nog ongevraagd. Maar natuurlijk niet uit liefdadigheid: omdat we bij MCB graag ‘brand butler’ willen zijn. Ik leg straks uit wat een ‘brand butler’ is; ik zal eerst uitleggen hoe ik in staat ben geweest om te ontdekken dat de Rabobank deze rapporten onzichtbaar heeft gepubliceerd, en hoe ik ze met weinig moeite heb kunnen verspreiden. Op maat. Lees verder “Waarom ik content promotie voor de Rabobank doe. Ongevraagd en ongewild.”
In 1950 staan ze er voor het eerst, de medewerkers van een jong Brabants bedrijfje tussen de grote jongens uit de Randstad. Metaalgroothandel MCB besluit om eens wat aan ‘marketing’ te gaan doen, en reserveert een plekje op een beurs. Maar daar blijft het niet bij, want in 1951 verschijnt in een oplage van 10.000 het eerste ‘MCB-boek’, een treffend voorbeeld van content marketing avant-la-lettre in de business-to-businessmarkt. Want het gaat hierbij niet om een plat assortimentsboek met alle metaalproducten van MCB, er worden ook toepassingsmogelijkheden en rekentabellen toegevoegd: informatie (‘content’) die voor verschillende medewerkers bij de klanten van MCB dagelijks van pas komt, zelfs op scholen. En daarmee loopt MCB op een ander terrein ook voorop: content marketing die zich niet alleen richt op de directe afnemer (de inkopers bij de klant) maar ook op hun collega’s en andere stakeholders zoals opleidingen. Want daar zit veel verborgen goud.
Klik hier om verder te lezen op Inbound Industry. En als je denkt dat ik je kan helpen bij je marketing kun je me mailen op edwin@vlems.nl
Jawel. Vreemde titel niet? Meestal is het namelijk andersom en gaan artikelen zoals deze over wat de ‘business-to-businesmarkt’ kan leren van ‘business-to-consumermarketing’. Want de consumentenmarkt is natuurlijk veel verder als het gaat om het ‘bouwen van merken’ en de juiste inzet van de marketingmix. En ik lees in sommige hele arrogante artikelen dat zeker op online gebied die “conservatieve” B2B-marketeers nog veel kunnen leren van consumentenmarketeers, over hoe ze reclame via Twitter moeten versturen bijvoorbeeld.
Maar het tij gaat keren: daar waar B2B altijd goed in is geweest -authentieke conversaties met klanten- begint nu ook in de B2C-wereld de norm te worden. Denk aan hoe KLM met social media omgaat en de pogingen die Steven van Belleghem doet om bedrijven op deze manier aan het ‘converseren’ te krijgen. Voor B2B-bedrijven is dat al niet zo moeilijk, daar is al dagelijks authentieke conversatie met klanten.
Ik wil het in deze blog eens opnemen voor al die B2B-marketeers die net als ik al jaren tijdens hun opleiding, op congressen en in artikelen moeten zien hoe B2C-bedrijven als het grote voorbeeld worden genoemd. Hoe B2B-marketing achterin de vakbladen als een verplicht ‘oh ja er is ook B2B’ nummertje wordt opgevoerd. Ik wil bewijzen dat dat eigenlijk best wel vreemd is en dat er voor B2B-marketeers een hele mooie toekomst in het verschiet ligt. Een toekomst waarin wij eindelijk eens iets uit kunnen leggen.
Klik hier om op Marketingfacts verder te lezen. En als je denkt dat ik je kan helpen bij je marketing kun je me mailen op edwin@vlems.nl
“Het is verboden foto- en/of video-opnames te maken. Veel plezier”. Een opvallende zin als je er over na gaat denken. En de zin zette me ook aan het denken, toen ik naar de musical Hair keek waar mijn oudste dochter in speelde. Want ik vond het raar, ik heb heel veel betaalde reclame voor de musical gezien maar deze kans om van gratis reclame gebruik te maken liet men liggen. Dat de acteurs niet willen dat er geflitst wordt kan ik begrijpen, maar verder apen alle musicals deze zin gewoon allemaal van elkaar na.
Wat is de angst? Dat iemand een Instagram-foto van de musical ziet en denkt “ik heb het gezien, daar hoef ik niet meer naar toe”? Zelfs als ze een stukje film op Youtube zetten denkt er volgens mij niemand “Ik heb 3 minuten gezien, dus een bezoek is niet meer nodig” of “Nee de DVD hoef ik nu niet meer te kopen”. Als alle bezoekers foto’s en video-opnames op hun Facebook of Twitter mogen zetten in combinatie met geweldige recencies (en de musical was ook erg goed), werkt dat dan niet veel beter dan al die betaalde advertenties? Krijg je niet een tijd dat het verdacht wordt als er geen beelden van dit soort evenementen online staan? “Blijkbaar is het niet geweldig, ze maken er reclame voor zag ik”.
Gratis spelletjes?
Veel bedrijven moeten er nog erg aan wennen, content gratis weggeven. Maar als je het idee uit het boek ‘Free’ van Chris Anderson volgt (zelf ook een tijdje gratis geweest, klik hier) is het eigenlijk simpel: met gratis content kun je ontzettend veel mensen naar je ‘etalage’ trekken, elke ‘kijker’ erbij kost je immers niets meer. En zelfs als maar een heel klein percentage van deze mensen daadwerkelijk de winkel binnenloopt en iets koopt, dan is dat absoluut gezien veel. En wat doen oude media? Die zetten al een hek bij de ingang van de straat: “Om ons nieuws te mogen lezen moet u eerst abonnee worden” (klik hier). Een blad als The Economist heeft het wel door: als je daar een stuk of 5 artikelen hebt gelezen wijzen ze je op het abonnement, maar na 5 artikelen heb je misschien ook wel echt behoefte aan een (digitaal of papieren) abonnement, blijkbaar is het een ‘blad voor jou’.
In de wereld van de mobiele apps is het model ook ontzettend populair, en wordt daar ‘freemium’ genoemd: je kunt een spel downloaden en gratis helemaal spelen. Maar als je verslaafd raakt en het spel op een ‘hoger niveau’ wilt spelen dan kun je kleine uitbreidinkjes kopen. En daar heb je dan best geld voor over, je voelt je nooit belazerd want het spel is gewoon leuk.
Een blauwe goeroe
In de metaalhandel, waarin wij ook werkzaam zijn, heeft een bedrijf uit India een interessante beweging gemaakt qua bedrijfsmodel, je zou het bijna een ‘blue ocean strategy’ kunnen noemen. Terwijl vakbladen hun websites helemaal afsluiten voor iedereen behalve abonnees, zette Steelguru een website op vol openbaar metaalnieuws. Inmiddels zijn ze alle ‘betaalde’ concurrenten voorbijgestreeft, en ontvangen ze miljoenen bezoekers per maand. Gratis, en toch verdienen ze heel erg veel geld. Want tussen en in de nieuwsberichten staan voor de liefhebbers (mensen die de ‘diepte’ in willen) links naar dure rapporten of abonnementen op databases vol hele specifieke informatie. Ik heb van de eigenaar van het bedrijf inmiddels begrepen dat ze méér geld met betaalde content verdienen dan met hun oorspronkelijke bedrijfsmodel: de metaalhandel.
Weg dus dat hek aan het begin, laat iedereen bij je etalage. Maak van je content een gratis glijbaan, met aan het eind voor degenen die het echt leuk vinden de gelegenheid om geld achter te laten voor een ‘premium’, iets specifieks, iets tastbaars of een leuke belevenis. Zoals een indrukwekkende musical.
Deze post is een aanvulling op het vijfde hoofdstuk van het boek ‘REAL Inbound Marketing’ (klik hier, Nederlandstalig). En als je denkt dat ik je kan helpen bij je marketing kun je me mailen op edwin@vlems.nl
“Mevrouw wil niet meedenken over een nieuwe naam voor de Boerenbond. Ik voel dat ze het erg vindt dat de naam verdwijnt”. Nee, die naam verdwijnt niet hoor (vermoed ik), maar bijna twintig jaar terug schreef een interviewster van het marktonderzoekbureau waar ik werkte dit op. Ze was op mijn verzoek Brabanders aan het interviewen voor een imago-onderzoek dat ik voor de Boerenbond (voor de niet-Zuiderlingen: een soort Welkoop) uitvoerde, en ze vroeg meteen ook of men een nieuwe naam voor de winkel kon verzinnen. Er was een nieuwe directeur op het hoofdkantoor aangenomen die de naam niet zo eh indrukwekkend vond, en die had al een reclamebureau opdracht gegeven het project van de naamsverandering in gang te zetten. De uitkomst van mijn onderzoek is eigenlijk al bekend natuurlijk, maar de details vertel ik straks.
Rare namen
Herken je dat? Een brief ‘Jaaroverzicht Endinet, onderdeel van Alliander’. Endinet? Alliander? Oh dat heette vroeger NRE, onze electriciteitsleverancier. Of een mail ‘AFAS heeft je inkomstenoverzicht georganiseerd’. AFAS? Oh dat heette vroeger Yunoo, ja die heb ik ooit mijn af- en bijschrijvingen laten analyseren. Cofely? Oh ja GTI. Of kijk eens hoe vaak telecombedrijven in de afgelopen 10 jaar van naam veranderd zijn. (T-Mobile voorheen Orange voorheen Dutchtone).
Bedrijven die van naam veranderen om onduidelijke redenen, en niet beseffen dat ze daarmee tonnen zo niet miljoenen aan merkwaarde overboord kieperen. Dat is ook het leuke aan de reclame voor Klaverblad verzekeringen, de zelfspot: “Het reclamebureau zegt dat als we van naam veranderen, we in no time top of mind zijn”. Het klinkt onzinnig, maar ik heb die redeneringen in het echt al vaak gehoord. Het probleem is dat de mensen van het bedrijf zelf zich amper van het probleem bewust zijn, omdat de nieuwe naam bij hen zeker 100% top of mind is. Anders zouden ze ‘s-morgens niet eens weten waar ze heen moesten rijden. Maar of de nieuwe naam in de markt al ‘top of mind’ is…
Compagnie halt!
Bij MCB hebben we ruim 10 jaar terug ook de discussie gehad: een nieuwe directeur die wat moeite had met de oorspronkelijke naam: Metaalcompagnie ‘Brabant’. Het woord ‘compagnie’ bleek in de jaren ’40 indrukwekkend, maar in de 21e eeuw volgens hem niet meer. En ook de (in de industrie) wereldberoemde afkorting ‘MCB’ is natuurlijk marketingtechnisch niet ideaal. Toch besloten we de afkorting te handhaven, vanwege de waarde die het in ons zeventigjarig bestaan heeft opgebouwd. Als je uit zou rekenen hoeveel het zou kosten om vandaag de dag onze naamsbekendheid (90% in de industrie) te bereiken, besef je pas hoeveel geld je weg zou gooien als je het zou vervangen door zo’n Grieks/Latijns/Scandinavische verbastering als ‘Alliander’. Misschien moeten we zelfs wel terug naar de oorspronkelijke ‘compagnie’, in het kader van authenticiteit.
Bij de presentatie van het imago-onderzoek aan de Boerenbond, bijna 20 jaar terug, gaf ik aan dat de gemiddelde Brabander volgens mijn onderzoek niet wilde dat de naam veranderde. Ik las het citaat op van de oude vrouw die weigerde een nieuwe naam te verzinnen. En achteraf denk ik dat dat de doorslag heeft gegeven. Deze mevrouw heeft, zonder het te weten, de Boerenbond behoed voor het vernietigen van miljoenen guldens aan merkwaarde…
De man van het reclamebureau keek niet blij tijdens mijn presentatie, de directeur eigenlijk ook niet. Maar blijkbaar kon hij het me vergeven: enkele maanden later nodigde hij me uit om bij de Boerenbond te komen werken.
Al jaren verbaas ik me over een grote en dure kloof die Henry Mintzberg al in 1975 aanwees. Elke dag zijn er dure consultants bezig met het ontwerpen en installeren van ‘dashboards’. Nee niet in auto’s, managementdashboards waarop een manager in één oogopslag kan zien hoe het met zijn bedrijf of afdeling gaat, en waarmee hij of zij kan bijsturen. Figuurlijk dan. De grote grap is: het is best logisch dat een (marketing)manager een dashboard gebruikt, en als je het hem of haar vraagt zal deze dat ook beamen. Maar Henry Mintzberg vaarde hier echter niet blind op, en ging op onderzoek uit. Met opvallende resultaten…
Snacks?
Wat Henry deed was heel eenvoudig: hij ging gewoon eens een paar dagen naast zo’n manager zitten, om te kijken hoe deze aan zijn of haar informatie kwam. En wat was zijn conclusie: er is een grote kloof tussen ‘folklore’ en ‘fact’. De ‘folklore’ zegt dat de manager iemand is die wikt, weegt en beslist, en die daar (natuurlijk) een dashboard bij nodig heeft. Maar uit het onderzoek van Henry Mintzberg bleek dat de ‘fact’ er heel anders uit zag: de manager wordt de hele dag geleefd, en krijgt informatie vooral mondeling ‘toegediend’ in kleine brokjes: een telefoontje ‘wist je dat’, iemand die binnenvalt ‘heb je gehoord dat’, maar ook mailtjes, SMS’jes, noem maar op. Henry noemt ze ‘infosnacks’, en net als in de wereld van het voedsel beginnen deze snacks de maaltijden te vervangen…
Brokjes!
Nu kun je twee dingen doen: proberen deze ‘fact’ terug te buigen naar ‘folkore’ en managers te dwingen achter hun dashboardjes plaats te nemen, of je past je systemen gewoon aan deze ‘fact’ aan. Toen MCB 10 jaar terug voor de metaalindustrie haar Marketing Intelligence Systeem introduceerde (klik hier, gratis), werd dan ook besloten om het op deze manier in te richten: marktontwikkelingen werden via kleine e-mailberichten naar commerciële collega’s en (later) klanten (elke dag 3300!) gestuurd. En sinds enkele maanden worden deze ‘infosnacks’ ook via Twitter (klik hier) verstuurd, met al méér dan 400 volgers. En we bouwen nu zelfs een ‘marktkennisgenerator’, een soort digitale journalist die een stroom aan data en nieuws automatisch omzet in ‘infosnacks’. De mensen voor wie deze marktontwikkelingen relevant zijn kunnen ze op deze manier als ‘snacks’ toegediend krijgen, volgens Henry Mintzberg dé manier waarop managers eigenlijk het liefst eten.
In zijn artikel (klik hier) verwoordt Henry het treffend: “Dit onderzoek bewijst dat de manager zijn beslissingen en model van de wereld niet baseert op dashboards, maar op kleine brokjes informatie”. Het artikel is al 35 jaar oud en verschillende keren bekroond, en toch zullen morgen wereldwijd weer honderden dashboards geïnstalleerd worden. Dashboards waar veel kans nooit iemand naar kijkt…
We schieten even terug naar 1998, vlak voor de internetbubble plopte. Hij was toen al aan het opblazen, vanuit de buitendienst kregen we bij MCB ook steeds vaker signalen dat als we niks met internet zouden doen, ‘we de boot zouden missen’. We zagen om ons heen bedrijven, ook in onze conservatieve branche, die veel geld pompten in geavanceerde websites. Maar we besloten ons niet gek te laten maken, en het gewoon eens aan de klant te vragen: klopt het dat we de boot missen als we niks met internet doen? Het antwoord was ja… Maar we vroegen voor de zekerheid even door: u heeft zelf leveranciers die aan e-commerce doen, hoeveel bestelt u online? Het antwoord van de meeste klanten? “Nou eh zelf pak ik liever de telefoon hoor”. Dat onderzoekje heeft ons veel geld bespaard…
Beter dan Marktplaats
Elke dag komen er bedrijven met innovaties op de markt die een verbetering zijn ten opzichte van het vorige, en al die bedrijven denken dat ze om die reden de markt wel even over zullen nemen. En eigenlijk is het grappig om te zien hoe ze één voor één de conservativiteit van hun klanten onderschatten. Klanten die desgevraagd ook zeggen ‘als het beter is, stap ik over’. Maar ze doen het niet.
Kijk alleen al eens naar de nieuwe websites die ‘betere zoekmachines zijn dan Google’ of ‘betere prikborden dan Marktplaats’ of ‘betere microblogs dan Twitter’. En Google maakt zelf ook de fout door te denken dat als hun Google+ iets beter is dan Facebook, de hele wereld er wel even op over zal stappen. Zit jij op Google+? En zo ja: hoeveel mensen ken je daar?
Oude hersenen?
Dit is overigens niet alleen omdat we nog steeds met de hersenen van onze verre voorouders in een snelle wereld zitten. Een bedrijf dat een nieuwe innovatie brengt heeft het meeste baat als iedereen erop over stapt, maar voor de klant betekent overschakelen heel veel ‘kosten’: tijd, risico en misschien ook geld. Dus ook rationeel gezien is het pas logisch om te veranderen als het nieuwe heel veel voordeel biedt. Als Google+ echt iets kan wat bij Facebook ontzettend gemist wordt. Maar tot die tijd worden de ‘gebreken’ van Facebook gewoon geaccepteerd.
Denk dus niet dat als jouw innovatie beter is dan het huidige, je de markt wel even over zult nemen. En als je de klant vraagt of hij erop zit te wachten, ‘don’t take yes for an answer’.
Enkele maanden terug verscheen een opvallende filmpje op Youtube: Nokia doet een ‘Appletje’. Topman Elop presenteert aan collega’s een nieuw model GSM en vraagt hen hun camera’s uit te zetten, want ‘het is top secret en ik wil niet dat het in de blogosfeer terechtkomt’. De flikkerende beelden van het filmpje suggereren dat iemand het stiekem heeft opgenomen, maar toch had ‘de blogosfeer’ niet veel tijd nodig om door het filmpje heen te prikken, en Nokia werd al vrij snel het lachertje bij de webloggers. Kijk zelf maar eens: de camera die filmt steekt duidelijk boven het publiek uit (en Elop heeft een bril dus zou hem moeten kunnen zien haha), en schakelt op een bepaald moment zelfs over naar een ander standpunt. Ik heb bij een musical-uitvoering van mijn dochter wel eens een film moeten maken van de beelden van twee camera’s, en ik kan je vertellen: dat doe je alleen als dat echt nodig is. Of als je ervoor betaald wordt…
Oprecht?
Authenticiteit is een grote trend op marketinggebied, zo bleek onlangs ook weer uit een onderzoek van Berenschot, en je ziet steeds meer bureaus die bedrijven willen ondersteunen bij hun ‘authenticiteit’, wellicht omdat ze de bui al zien hangen. Maar authenticiteit vraagt, zo blijkt uit het Berenschot-onderzoek, om een ‘oprechte intentie’. En die moet toch echt uit het hartje van het bedrijf komen. Mijns inziens kunnen reclamebureaus dan alleen een rol aan de zijlijn vervullen, alles wat zij doen aan het ‘genereren’ van authenticiteit is verloren moeite. Mensen hebben blijkbaar een neus voor niet-authentieke communicatie. Zo kan ik me een discussie van enkele maanden terug op weblog Marketingfacts herinneren, waar iemand het opviel dat de schrijvers van posts bij het kiezen van hun woorden al rekening hielden met de vindbaarheid in Google. Hij vroeg ze alleen woorden te gebruiken die ‘uit hun hart’ kwamen.
Subway-dieet
Ik gaf eerder ook al het voorbeeld van Apple, die grappen in hun handleiding zetten en niet eens willen verklappen waarom ze dat doen. Het boek ‘Personality not included’ staat boordevol van dit soort voorbeelden, en betoogt dat alleen bedrijven die hun ‘persoonlijkheid’ aan de wereld durven te tonen nog toekomst hebben. Alleen deze bedrijven kunnen een echte relatie met klanten opbouwen. Het gaat hier om de echte persoonlijkheid van het bedrijf, niet een persoonlijkheid die door reclamebureaus verzonnen is, zoals die van Bertolli of Nike.
Zo koos de gezonde fastfood-keten Subway er enkele jaren terug voor om niet een acteur hun broodjes aan te laten smeren, maar een klant (Jared Fogle) die dankzij zijn ‘Subway-dieet’ 50 kilo was afgevallen. Subway gebruikte destijds nog advertenties om Jared in te laten figureren, maar dankzij social media kan Jared tegenwoordig voor veel minder geld zijn boodschap verkondigen. Ook bij MCB zijn we aan het kijken of adverteren nog wel nodig is, zeker in een B2B-markt als de metaalindustrie voegt het weinig toe aan de persoonlijke relatie tussen onze verkopers en de inkoper van de klant.
Dus rest mijn vraag: als een echte band met een klant alleen kan vanuit een authentieke houding, waar heb je dan nog externe bureaus voor nodig? Het bureau dat het ‘authentieke filmpje’ van Nokia heeft gemonteerd was zijn geld in elk geval niet waard…
Dit is de basis van hoofdstuk 13 van het boek ‘REAL Inbound Marketing’ (klik hier, Nederlandstalig).
Twee keer deze week, twee keer dat ik me verbaasde. En beide keren om KPN. De ene keer was het reclame voor Spotify, het ‘overal muziek’ bedrijfsmodel. Reclame voor Spotify? Toen het onlangs in België geïntroduceerd werd was er geen reclame nodig, de roem van Spotify was al voor haar uitgesneld en heel (internettend) België wist er al van. En de tweede keer reclame voor Angry Birds. Reclame voor Angry Birds? De hele (mobielbezittende) wereld weet van Angry Birds, daar is toch geen reclame voor nodig? Maar zoals gezegd ging het in beide gevallen om KPN. Om precies te zijn: ‘Nu gratis Spotify Premium bij abonnement’ en ‘Gratis Angry Birds speaker bij abonnement’. KPN wil natuurlijk meeliften met deze populaire diensten, maar gebruikt hiervoor een ‘oud’ medium.
Want het is opvallend, of misschien juist niet, dat een groot bedrijf reclame inzet voor concepten die dat niet nodig hebben, en ook nooit nodig hebben gehad. Het doet me denken aan het boek dat ik jaren terug eens gelezen heb: ‘The fall of advertising & the rise of PR’. Reeds in 2002 beschreven Al Ries en zijn dochter Laura de teloorgang van reclame: mensen zijn het beu en geloven het allang niet meer. Maar mensen zijn nog steeds, en misschien nog wel meer, geïnteresseerd in het bedrijfsleven. Dus als je wat interessants te vertellen hebt en je weet dat een journalist goed uit te leggen, waarom zou je dan zijn collega van de advertenties nog ‘omkopen’ om hetzelfde betaald in een advertentie te laten zetten? Die vervolgens toch niet wordt geloofd?
Deze filosofie was in onze MCB Groep ook één van de redenen om de ‘Hamel Verspaningsindex‘ op te zetten, een maandelijks marktonderzoek onder verspaners (een metaalbranche) naar ‘hoe het met de zaken gaat’ dat door dochterbedrijf Hamel elke maand wordt uitgevoerd. De resultaten van de ‘Hamel Verspaningsindex’ worden ook elke maand door verschillende vakbladen en andere media opgepikt. Maar we zien aan de statistieken dat het verder gaat: het lezen van de resultaten gebeurt tegenwoordig steeds vaker door mensen die deze content ‘gevonden’ hebben. En dat is een belangrijke trend in deze transparantere wereld: breng relevante content en het wordt gevonden. Het wachten is dus op het boek ‘The fall of PR, the rise of Content Marketing’.
De advertenties van KPN over Spotify en Angry Birds hebben me wel aan het denken gezet, zeker als je enkele dagen daarna uit interviews met KPN-managers de indruk krijgt dat de enige manier om geld te verdienen nog het maken van prijsafspraken met Vodafone en T-Mobile is… Het zou wellicht goed zijn voor de Marketingafdeling van KPN om Spotify niet als onderwerp voor reclame in te zetten, maar om te kijken wat er van het bedrijfsmodel van Spotify geleerd kan worden. Zodat, als KPN in een land wordt geïntroduceerd waar het nog niet aanwezig is, er geen reclame meer nodig is: het hele land heeft erop zitten wachten…